Auteur: A. ten Kate
Deze aanhef is een variant op de titel van het vroeger stuk gelezen jongensboek “Een Hollandse jongen in de Franse tijd”. Spannend en avontuurlijk. Ja, om te lezen, maar ook om te beleven?
Deze keer neem ik u mee naar het politiebureau van Mechelen in België. Daar werd op 8 juni 1815 een zeer slecht en schaars gekleed individu voorgeleid: Jan Meyer, geboortig uit Bael(?) Overyssel in Holland. Jan beweerde dat hij gedeserteerd was uit een regiment in Pruissische dienst. Dit leek de commissaris niet erg aannemelijk, want te oordelen naar zijn kleding en haardracht, werd verondersteld dat hij weg gejaagd was bij een of ander (eigen) regiment. Daarom werd hij overgedragen aan de Marechaussee en belandde hij in de provoost in Den Bosch.
Het medisch attest van de Chirurgijn-Majoor van het garnizoen vermeldt dat Meyer (zijn voornaam is nu “Johan” en was in Mechelen “Jean”) lijdt aan “zinneloosheid”. In dit attest heet het ook, dat hij geboortig is uit “Born in Oost Friesland”. Waarschijnlijk heeft Jan gezegd: “Boorn in Overiessel” en is daaruit het misverstand ontstaan. Jan werd ongeschikt bevonden voor verdere militaire dienst en op transport gesteld naar Zwolle. De Burgemeester van Borne ontving daarop bericht dat de Auditeur Militair hem vandaar naar Borne zou overbrengen.
Eenmaal in Borne gearriveerd werd Jan Meijer ter verdere verzorging overgedragen aan de “Armenbezorgeren der Hervormde Gemeente”. En dan ontstonden er financiële problemen voor de Predikant en Diaconen, gezien “de bekrompene omstandigheeden van den armenstaat, wiens inkomsten nauwlijks toereikende waren in de noodwendigste behoeften der Armen te kunnen voorzien. Een verzoek om subsidie uit de gemeentekas werd afgewezen (met nu nog steeds gebruikt, goedkoop excuus n.l. dat anders “alle gezindheeden soortelijke verzoeken voor hunne Armen inbrengen”).
Daarom werd aan de gouverneur van Overijssel een uitvoerige brief geschreven met bijlage. Dat werkte, want op dit klemmen de verzoek werd gunstig gereageerd: Een jaarlijkse subsidie uit de gemeentekas! Dit besluit was gebaseerd op de bijgevoegde Specificatie van de Armenstaat: Uitgaven fl. 330,- -. Inkomsten fl. 136,–. Tekort fl. 194,–. Dit tekort wordt als volgt toegelicht. “Het kostgeld voor de zinlozen J. Meijer bedragend ’s weeks fl.15, dus voor het geheele jaar fl. 91,–. Kleding voor denzelve ten minste bereekent à fl. 14,– = fl. 14,–. Totaal dus fl. 105,–.
Een overweging die meetelde bij de beoordeling was dat de “Gemeente Borne meestendeels uit Rooms Catholyke Gezinden bestaat” en verder dat “de Armen zeer zuinig worden bedeeld door de Gereformeerde Armenstaat”( l) Wat betreft het restant van fl. 44,- -, daarover wordt gezegd dat dit bedrag “moest getracht worden bij wijze van collecte door de Gereformeerde Ledematen gevonden te worden”. Na veel geharrewar werd dus voor de financiën een soort oplossing gevonden. Jammer, dat er over de menselijke kanten aan deze trieste zaak niet meer bekend is. Er blijven vragen over als:
Wat heeft Jan “in ’s Lands dienst” toch wel meegemaakt, dat hij zijn verstand verloor?·
Zou Jan nog weer (wat) beter geworden zijn?
Waar zou Jan hier in de kost zijn geweest en voor hoelang?
Het antwoord op deze vragen moet ik U helaas schuldig blijven!
A.A. ten Kate.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 1995-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)