Auteur: J.M.M. Heijmerikx
De redactie kwam in het bezit van een brief uit 1971, geschreven door het ons helaas reeds ontvallen lid J.M.M. Heijmerikx, toen nog woonachtig in Stamproy (L.).
De tekst van de brief is als volgt: De ons uit de Vaderlandse Geschiedenis zo bekende Gijsbert Karel Graaf van Hogendorp – hij behoorde immers tot het driemanschap die, in afwachting van de komst van Koning Willem de Eerste, voorlopig het bewind op zich nam – heeft later diverse boeken geschreven. Een daarvan verscheen in 1820, gedrukt bij de Wed. Johannes Allert en Comp. te ‘s Gravenhage, en had tot titel: “Bydragen tot de Huishouding van Staat in het Koningryk der Nederlanden”.
In deel 5 van genoemd werk treffen we op blz. 153 aan: AANTEKENINGEN op eene REIS door de VELUWE, OVERYSSEL en DRENTHE in de nazomer van 1819. Op blz. 311 lezen we dan:
Van Almelo zette ik de reis voort naar Enschede, over BORNE en HENGELO. BORNE is eene gemeente van nabij twee duizend acht honderd zielen, waarvan de kleine helft in de kom van het dorp woont. Zij is deze bevolking aan de fabrijken verschuldigd; alles spint en weeft hier. Landbouw en fabrijken werken elkander hier gedurig in de hand; de boer spint en weeft in zijn ledige uren; de wever onderhoudt een stukje grond met aardappelen en groente. De geest der nijverheid is hier werkzaam, om de gemeenschap door vaarten te bevorderen. Men ziet er de gunstige gelegenheid van Almelo naar waarheid in, door den samenloop der beken van Tubbergen, Oldenzaal, Borne, Hengelo en Delden, waaruit verbetering der vaart te wachten is. Gevolgelijk is hier reeds een begin gemaakt met een ontwerp, om eene vaart te graven van deze plaats op Almelo, tot gemeenschap met de Regge.
Een ander blijk van nijverheid en vernuft heb ik ontmoet in het maken alhier van brandspuitslangen van hennep. De fabrikeur, JAN ABBINK, een monster van dergelijke slangen, in Saksen gefabriceerd, ziende, heeft ondernomen om ook dezelve te fabriceren en zoo mogelijk te verbeteren, hetwelk, na vele moeite en kosten, hem zoo volkomen is gelukt, dat zijne slangen sterker en digter zijn, dan de Saksische. Dit berigt van goeder hand ontvangen hebbende, nam ik een staal van dit fabrikaat mede, en beproefde op mijn gemak, na mijne thuiskomst, of de stof waterdigt was. Zij was het volkomen met koud, doch niet met warm water. Ik schreef hier over, en kreeg tot antwoord, dat het leder van de gewone slangen ook niet bestand is tegen warm water, en dat de ondervinding in die oorden reeds de uitmuntendheid der slangen van hennep boven de lederen bevestigd heeft. Van deze uitmuntendheid worden de volgende bijzonderheden opgegeven: zij barsten niet, zij zijn ligter en gemakkelijker in het gebruik, zij kosten niets van onderhoud en worden niet gesmeerd; zij dienen slechts goed gedroogd en voor ijzer en roest bewaard te worden; zij kosten eindelijk veel minder.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 1995-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)