Boorn & Boerschop 1995-01: BORNE IN DE VOLLE MIDDELEEUWEN

Auteur: J. van Nuenen

Afb. 00

In het voorjaarsnummer van BOORN en BOERSCHOP, 1994, jrg. 4, No. 1, meldde ik: “Vermoedelijk zullen er nog meer bewoningssporen worden gevonden aan de Stroom Eschlaan en de Hedeveldsweg”.

Wij werden min of meer op onze wenken bediend. In juni 1994, werden tussen de Kruisselbrink, de Stroom Eschlaan en de Hedeveldsweg, de wegkunetten uitgegraven van het 2e deel van bouwplan D van de Stroom Esch. En ja hoor, tegen de Kruisselbrink werden de eerste sporen zichtbaar. Wij vroegen toestemming aan de gemeente om tijdens het weekeinde een onderzoek te mogen doen. Zo begonnen wij op vrijdagavond aan ons onderzoek, dat ook op zaterdag en zondag werd voortgezet.

Tot onze spijt had men met de graafmachine grote diepe zwarte kuilen uitgegraven. Dit bleken twee waterputten te zijn waarvan er een van planken en palen was gemaakt en een was opgebouwd uit brokken zandsteen en enkele andere natuurstenen. Dit was vermoedelijk geen Bentheimersteen omdat de groeve aldaar pas± 150 jaar na de datering van deze putten, in productie is genomen. Met de graafmachine heeft men de kuilen met omliggend geel zand gedempt, waardoor een nog groter stuk van het te onderzoeken terrein werd verstoord. Daarmee is een deel van deze prehistorische bron verdwenen.

Grondsporen

Bij bestudering van de tekening, die wij van de sporen gemaakt hebben, kregen wij de indruk dat, naast enkele kleinere gebouwen, wij maar een deel van de hoofdbebouwing hadden onderzocht. De rechthoekige bebouwing en de gevonden scherven deden ons vermoeden dat wij te doen hadden met een bebouwing uit de volle middeleeuwen (± 11e eeuw; de volle middeleeuwen is de relatief korte periode, midden tussen de vroege en de late middeleeuwen, die samen globaal op het tijdvak van 500 tot 1500 na Chr. gesteld worden).

Wij hadden op dat moment reeds ± 250 sporen onderzocht. Na overleg met de wethouder van de gemeente Borne, kregen wij op twee vrijdagmiddagen de beschikking over een graafmachine. Op die plaatsen waar wij sporen vermoedden, groeven wij verder.

Zo vonden wij de andere helft van de plattegrond van een of zelfs twee gebouwen. De kleur van de sporen deed ons vermoeden dat het twee gebouwen geweest moesten zijn, maar de vorm en het onderlinge verband van het geheel, wijst in de richting van één gebouw; zie figuur 1. De put van zandsteen zou in dat geval enkele meters van de dubbele ingang gelegen hebben.

Afb. 01: Fig. 1: Fig. 1 Het in twee delen gevonden hoofdgebouw van de 11e-eeuwse nederzetting

Verder graven maakte de plattegrond compleet en leverde ook een wirwar van sporen op, waarin we geen structuur konden vinden. In dit vlak waren voorts nog zes bouwsels aan te geven. De vorm van al deze bouwsels wijst in de richting van de 11e eeuw. Het zijn rechthoekige gebouwen met weinig of geen binnenpalen. Het gebouw van figuur 3 had aan een zijde, de noordwest zijde, schuine palen. Deze schuin in de grond staande palen zijn vermoedelijk resten van dakspanten van het naastliggende gebouw, waarvan het dak tot de grond reikte. De schuine inzet van de palen geeft aan, dat de wand hier ± 1,6 tot 1,7 m hoog is geweest. In figuur 3A is de reconstructie te zien.

Het gebouw van figuur 2 behoort volgens de kleur van de sporen, bij gebouw 1 waar het ook naast stond. De gebouwen van figuur 4 en 5 zijn aanzienlijk lichter van constructie dan de eerder beschreven gebouwen en zijn waarschijnlijk stallen of schuren geweest. De gebouwtjes van figuur 6 en 7 zijn kennelijk driehoekige spiekers (voorraadschuurtjes) zoals wij die ook al eerder op het Hoefblad hebben gevonden.

Afb. 02: Fig. 2-7: Het waarschijnlijke bijgebouw (2) van het gebouw van fig. l; Het gebouwtje (3) met tot in de grond doorlopende dakspanten; Reconstructie van dit gebouw (3A); De lichtere constructie van deze gebouwtjes (4 en 5) wijst op het gebruik als stal of schuur; De driehoekige spiekers (6 en 7).

Verder hebben wij een kuil van 1,80 bij 1,20 m gevonden, die bekist was met houten planken. Wij hebben daarin geen sporen van een bodem gevonden. Mede door opwellend water en drijfzand, moesten wij ons onderzoek in dezen beëindigen nadat wij een plank geborgen hadden.

Aardewerk

De meeste gevonden scherven zijn kogelpotscherven. De randscherven zijn van potten met een kraag; zie figuur 8. Sommige potten hadden een dekselrand; zie figuur 9. Waarschijnlijk heeft men bij deze potten gebruik gemaakt van houten deksels, daar er, bij mijn weten, nooit stenen deksels of delen daarvan zijn gevonden.

Naast dit inheems aardewerk werd nogal veel import aardewerk gevonden met bodems en versiering. Aan de hand van verschillende scherven is een reconstructie gemaakt van een “Pingsdorf” pot. Deze zijn geel, terwijl er een is versierd met stippen en strepen van roodbruin bakkende klei; zie figuur 10.

De inheemse kogelpotten met dekselrand, het Pingsdorf en ander import aardewerk is een aanwijzing naar de 11e eeuw. Ook de zandstenen put is zeker niet van oudere datum en daarom kunnen we zeggen dat dit sporen zijn van een 11e-eeuwse nederzetting. Deze heeft gelegen op een natuurlijke zandheuvel in de nabijheid van een waterloop die oostwest stroomde. Misschien is deze woonplaats zelfs omgracht geweest. Daar zijn wel aanwijzingen voor, maar dit is nog niet vastgesteld.

Afb. 03: Fig. 8: Kogelpotje met kraag

Deze nederzetting sluit aan bij de reeks van nederzettingen die wij al eerder in de Stroom Esch gevonden hebben en wel aan de oostzijde van de Kruisselbrink aan de weg naar Hertme. Daar is al een ijzertijd nederzetting gevonden. Aan het Zevenblad is door ons geen onderzoek gedaan, maar daar zijn volgens informanten wel sporen te zien geweest. Onder het Hoefblad vonden wij vroeg middeleeuwse bewoning uit ± 600 tot 800 na Christus. Verder in de richting van de Stroom Eschlaan vonden wij materiaal uit de periode van± 800 tot 1000 na Christus. Nu, daarop aansluitend, sporen uit de volle middeleeuwen, uit het jaar 1000 en iets later. Dit sluit aan bij het begin van de historie, de tijd waaruit de eerste geschreven bronnen bekend zijn. Sommige geschiedschrijvers houden het erop dat Borne reeds in 900 na Chr. als parochie bestond. In ieder geval in het jaar 1206 is er een kerk met bezittingen en voor 1300 was de Meijershof er al.

Afb. 04: Fig. 9: Dekselrand van een kogelpot.
Afb. 05: Fig. 10: Reconstructie van een versierde Pingsdorfpot

De in de nabijheid van onze opgravingen gelegen hoeve Misdorp, die onder de Hof te Delden hoorde, is ouder dan de Hof te Borne. Dus Misdorp zou reeds bestaan hebben voordat de Hof te Borne werd opgericht. Zo zou het dus wel eens mogelijk kunnen zijn dat er een relatie is tussen hetgeen door ons is opgegraven en de hoeve Misdorp. Maar ook Stroonboer, waar ik minder van weet, zou een opvolger kunnen zijn. Maar om dit uit te zoeken moeten we niet naar de prehistorie, maar naar de (geschreven) historie kijken. De archeologie is hier aan zijn eind en dit is dan tevens het einde van mijn verhaal over de prehistorie in Borne.

J. van Nuenen.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1995-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)