Auteur: J. van Nuenen
Zoals in het vorige artikel vermeld, liep de Karolingische nederzetting in de Stroom-Esch in het gebied vanaf het Hoefblad in westelijke richting door. Daar vonden we in 1988 in een bouwput, een houten waterput. Via de C14-methode werd deze, door de Rijksuniversiteit van Groningen, gedateerd tussen 810 en 880. Aan de hand van een houtmonster werd door dezelfde Universiteit het hout gedetermineerd als afkomstig van vlier en els.
Uit de put kwamen vier vrij complete vondsten tevoorschijn. Twee vroegmiddeleeuwse kommen van het bekende ruwe baksel uit die tijd en twee houten voorwerpen. Het ene houten voorwerp is een 5 cm hoog kommetje van gedraaid beukenhout. Het bij de opgraving reeds sponsachtig aanvoelend kommetje is inmiddels, ondanks het vriesdrogen, bij de restauratie zeer sterk vervormd. Het tweede houten voorwerp is een 18 cm hoog gekuipt emmertje van taxushout. De zeven of acht niet even brede duigen van het emmertje, zijn middels een groef “gestoken” en om een rond houten bodempje met een middellijn van± 14 cm geplaatst.
Uit verkleuringen op het hout blijkt, dat de duigen door drie banden bij een gehouden werden. Deze banden moeten van tenen zijn geweest. Het emmertje heeft ongetwijfeld een hengsel gehad. Twee rechthoekige gaatjes ter hoogte van de bovenste band wijzen daarop. Het emmertje heeft een iets conische vorm, bij de bodem iets groter (± 15,5 cm buitenmaat) dan boven (± 14 cm). Het kuipje oogt smal en diep. Taxushout is goed hard en buigzaam, maar het is ook giftig. Het is daarom zeer de vraag of het emmertje voor het bewaren van spijs of drank heeft gediend. Mogelijk is ook, dat aan het water uit het emmertje geneeskracht werd toegekend (wie kan ons daar iets over vertellen?). De houtdeterminatie en de tekening van het emmertje zijn verzorgd door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.).
In de bouwputten van de huizen aan de oostzijde van de Stroom Eschlaan zijn nog veel paalsporen gevonden, maar juist te weinig om er conclusies aan te kunnen verbinden. Wel wijzen deze sporen erop dat hier bewoning is geweest. In een geval is er nog een licht geglazuurd spinsteentje gevonden. In de tuinen van bedoelde huizen zullen nog wel meer niet onderzochte sporen aanwezig zijn.
Karolingische vondsten nabij het Hoefblad in Borne
De gevonden sporen wijzen op een latere bewoning dan die bij het Hoefblad werden gevonden. Geschat wordt dat ze afkomstig zijn uit de periode 850 tot 950.
Ook in veel andere bouwputten zijn sporen van menselijke aanwezigheid gevonden. Zo zijn tussen de Weerselosestraat en de Stroom-Eschlaan zeven spijkers en sporen van rogge gevonden. Deze sporen zijn waarschijnlijk afkomstig van 3 of 4 voorraadschuurtjes of mijten die vermoedelijk op de rand van de akker stonden aan de kant van de weg.
Haaks op de Stroom Eschlaan hebben we aan de westzijde nog perceelgrenzen gevonden van verschillende aard. Dit waren o.a. greppels, naast elkaar geplaatste palen, iets verder uit elkaar geplaatste palen en boompjes of struiken die samen een heg gevormd kunnen hebben. De afscheidingen lagen ongeveer 22 meter uit elkaar. De weinige scherven die er zijn gevonden wijzen op een vroeg middeleeuwse bewoning van dit gebied en we hebben hier te maken met een akkercomplex dat behoorde tot de bewoning van het Hoefblad. Mogelijk zullen er nog meer bewoningssporen worden gevonden aan de Stroom-Eschlaan en aan de Hedeveldsweg als de rest van dit gebied in de toekomst bebouwd zal gaan worden. We hopen dat we als leden van de A.W.N. afdeling Twente de gelegenheid zullen krijgen hier onderzoek te doen voordat de bladzijde van dit bodemarchief voor altijd wordt omgeslagen, zodat we de gegevens in onze kroniek kunnen optekenen voor onszelf en voor hen die na ons komen.
Bij deze publicatie is gebruik gemaakt van gegevens van de heer A.D. Verlinde van het R.O.B. en van die van de A.W.N. afdeling Twente.
J. van Nuenen
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 1994-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)