Boorn & Boerschop 1994-01: EEN TON TURF

Auteur: Dr. A. Fuldauer

In “Borne, Historie en Volksverhalen”, in 1987 uitgegeven door onze vereniging n.a.v. liet 25-jarig jubileum, stond van mij een bijdrage over “Scheepvaart in Borne” op blz. 14 25. Daarin wordt beschreven hoe, waarschijnlijk vanaf de tweede helft van de 17de eeuw, na het graven van de Schipsloot al scheepvaart op de Bornse Beek plaatsvond.

Dit geschiedde met Vriezenveenze “Tjörfschuutjes”, een verkleinde uitvoering van “De Lösse Zomp”, overeenkomend met de “Pot” van 8,50 bij 1,60 m. De vracht bestond uit koloniale waren en turf, zoals Schutten schreef in “Varen waar geen water is”. In 1827 zou naar Borne 1500 schippond koloniale waren en 6400 schippond turf zijn vervoerd in 800 schuiten. Schutten haalde zijn gegevens uit het Rijksarchief van Overijssel.

Afb. 01: Een Enterse zomp. Met een kleinere uitvoering van dit type schip werd de Bornse Beek bevaren, in latere jaren voornamelijk voor de aanvoer van turf

Een schippond was 150 kg, gelijk aan 0,15 ton. Door Wilmink en ook door Van Deinse werd vermeld dat het laadvermogen van een schuit 2 tot 3 ton was. Er zouden ook 3000 platte turven in een schuit kunnen. Er zou in dat jaar dus 10 schippond waren (1500 kg) en dus 1,5 ton per schuit zijn vervoerd. Dat lijkt nog niet zo vreemd want de diepgang was hier en daar zonder twijfel, door de wisselende waterstand, niet erg groot! De getallen lijken dus wel redelijk betrouwbaar.

Maar dan zien we de gegevens door Borne zelf vastgelegd over enkele jaren later. Een deel van het in goede staat verkerende Gemeentearchief van Borne uit de vorige eeuw doorlezend, kwam ik de volgende gegevens tegen. In 1850 vermeldt Burgemeester Landman in de “Statistieke Staat in de Gemeente Borne” voor het eerst het aantal schuiten dat jaarlijks in Borne gelost wordt. In 1866 eveneens het tonnage. Toen werd met een jaartotaal van 400 schuiten, 8000 ton turf aangevoerd. Blijkbaar waren er geen koloniale waren meer bij. Als we de voorgaande cijfers bekijken, zou dat betekenen dat er in dat jaar zelfs 20 ton per schuit zou zijn aangevoerd! Dat kan natuurlijk niet het geval zijn geweest.

Om dit raadsel op te lossen bleven er drie mogelijkheden over. Te weten: 1. Het aantal schuiten klopte niet; 2. Het tonnage klopte niet; 3. Er werd in Borne met een andere maat gemeten.

Uit het Archief van Borne kon ik niet precies opmaken wat men bedoelde met een “Ton turf”. Omdat op het moment van publicatie van eerder genoemd artikel niemand mij kon helpen schreef ik toen aan het eind van dat artikel: “Vooralsnog blijft het vastgelegde gewicht in tonnen een raadsel. Ik houd mij aanbevolen voor een suggestie die tot een aannemelijke verklaring leidt”.

Die suggestie bleef uit, tot ik vorig jaar een lezing bijwoonde van de heer Ir D. Schuitema uit Delden, over maten en gewichten. Ik herinnerde mij het probleem van de turflading en legde de vraag aan hem voor. Hij gaf mij een paar weken later de volgende mogelijke verklaring: In het artikel “Turfkorven” van M.A. Holtman in het tijdschrift “Maten & Wegen” van maart 1993, wordt de “Amsterdamse Turfton” genoemd. Deze had een inhoud van circa 2 hectoliter. Dat is circa 50 kg, terwijl een normale ton lading 20 maal zo veel is! 8000 turftonnen komen dus overeen met 400 ton lading en deze 400 ton lading zat dus in 400 schuiten.

Als we er van uitgaan dat per schip (Zomp) 8 schippond ofwel 1,200 ton (= 1200 kg) turf vervoerd kon worden, dan komen we op 333 schuiten. Gezien de al genoemde geringe diepte van de Bornse Beek op sommige plaatsen, zeker in de tijd dat de sluis grote gebreken vertoonde, lijken we dan aardig goed in de richting van het raadsel te zijn gekomen. Per schip (de opgave was 400 schuiten) is dan inderdaad slechts 1 ton (= 1000 kg) turf vervoerd ofwel ongeveer 6 ½ schippond.

De maat “Ton” die de burgemeester gebruikte was dus de voor die tijd gebruikelijke “Amsterdamse Turfton” met een inhoud van circa 2 hectoliter en een gewicht (voor turf) van ongeveer 50 kg.

Dr. A. Fuldauer.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 1994-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)