Auteur: A. ten Kate
Bladerend in een 250-jaar oud Diaconieboek, waarin “de uytdelingen” vertrouwelijk staan opgetekend, kwam ik zo maar een overlijdensbericht tegen van een adellijke dame die is “bijgeset alhier in den kelder aan den opgang van het Choor”. Je vraagt je af, waarom dat vermeld wordt en dus lees je verder. Dan blijkt dat de Diaconie daardoor een. “extra uytdelinge” heeft kunnen verzorgen aan 26 armen “op den 2 Meert 1729 in de kercke den achtermiddag den ordinaren bededag voor de vruchten”. Met permissie van “des selfs Schoonsonen: Willem Bentink en Lambert Joost Hambroik” mocht de Diaconie het “lycklaken
over de kiste verbuyden (= ruilen) bij Alexander van Suchtelen, leverancier van ‘t zelve en Coopman te Deventer voor tachtig ellen oolewit karsaey” (= grof gekeperd laken)
Het bericht begint zo: “den 18 november 1728 is overleden op Weleveldt en den 27 dito bijgeset de Hoogwelgeborene Vrou Ida Magdalena, Baronesse van Ittersum, Douairière van den Hoog welgeborenen Gestrengen Heer Hendrik Bentink”.
Ik zet daar nu wel een punt achter de naam van haar bovengenoemde echtgenoot, maar van hem, evenals van haar bovengenoemde schoonzonen, worden alle titels en functies volledig vermeld.
Om daarvan een idee te geven, wil ik hier toch Henrik Bentink voluit vermelden: Heer van Diepenheym, Luttenberg, drost van Twen te, Brigadier en Overste van een Regiment Cavellerije ten dienste van den Staat. In de kantlijn staat vermeld, dat de uitdeling niet eerder kon plaatsvinden, omdat men het lijkkleed niet eerder kon omruilen. Dat ruilen was na vorige bijzettingeh niet gedaan, want in hetzelfde boek trof ik later nog twee berichten aan, resp. uit 1708 en 1714.
In 1708 ging het om het “roulaken over de kiste” van Ernestus C.B.C. Schele, de laatste mansoir van de Schelen (mansoir = mannelijk kroost). Dat laken, “dat kostelijck waar, is uytgedeelt aan 17 armen”.
In 1714 betrof het de bijzetting “bij toortslicht” van Agnes van Coevorden, douairière van Carol Otto Scheele. “En is het rouwlaken, dat zeer fijn en kostelijck waar, door order van den Heer van Stuvelaar van mij pastor loci (plaatselijk pastor = ds. C. v.d. Berg) uytgedeelt” – aan 19 armen.
Tenslotte gaat onze aandacht nog even uit van de milde gevers naar de bedeelde armen. Dat de stof welkom was, kunnen we gevoeglijk aannemen, maar kan ook blijken uit een enkele toevoeging achter de betreffende naam zoals: X, meysjen met elendige handt; Y, jongen tot een hembtrok; z, onnoselen; A, met zijn volck; B, weduwe met drie kinderen.
A. ten Kate
ZENDEREN
Vanuit de trein
gezien
een nog
ongerept stuk
Twente
maar
schijn bedriegt
container huisvuil
komen
in de lente
Lejo van Kuijeren
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 1994-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)