Boorn & Boerschop 1993-02: VOLKSGENEESMIDDELEN IN OOST-NEDERLAND 3

Auteur: Dr. A. Fuldauer

Er werd al vermeld dat er ook een aantal magische handelingen te vinden zijn in de genoemde literatuur. Daartoe behoren in de eerste plaats de amuletten, die gebruikt werden als preventief dan wel als curatief middel. Daarnaast was er het belezen en bespreken, de bezweringen en het wijzen naar. Het begraven van iets gold ook als een mogelijkheid, terwijl het verkopen van bijvoorbeeld wratten een handeling is die wellicht heden ten dage nog wordt toegepast. Tenslotte vinden we ook nog vermeld het houden van dieren in bed als probaat middel in bepaalde gevallen, maar over al deze zaken verderop meer. Magische handelingen als geneeswijze zijn al uit de verre oudheid bekend. Uit de prehistorie vinden wij amuletten maar ook rotsschilderingen, die stellig gediend hebben om een bescherming te geven tegen ziekten en aandoeningen. Al was het alleen maar om boze geesten af te weren, die als de veroorzakers van ziekten werden beschouwd.

Afb. 01

Ook in het niet zo verre verleden werden deze magische gebrui­ken daarvoor toegepast. In feite een overblijfsel uit de heidense tijd, al heetten de boze geesten dan wel de Duivel en zijn trawanten. De Driemaandelijkse bladen, voor het eerst uitgegeven in 1902, geven ons een aardig beeld van deze gebruiken. Zo vinden we in de uitgave van 1902 beschreven de “genezende” handelingen, zoals bezetten, afschrijven, bestrijken of bespreken, dat in Drenthe veel voorkwam. Die macht lag in handen van bepaalde personen. Maar laten we wel wezen, in de huidige tijd treffen we her en der figuren aan wie deze macht ook nu nog wordt toegeschreven. Genezing van adderbeet, bijensteek, kneuzing, ontwrichting , dauwworm, kiespijn en wratten was bij deze mensen geen probleem. Overigens is een interessant detail dat hier gold: no cure no pay (geen succes, dan geen betaling)! Het “afschrijven” van kiezen schijnt ook een gewilde handeling te zijn geweest. Men krijgt nog eenmaal hevige pijn en dan brokkelt de kies af. Koorts “overbrengen” op een in de grond gestoken tak of op een boom was tot in het laatst van de 19e eeuw gebruikelijk. Wat denkt u van het stelpen van een neusbloeding door de pet op te zetten van een jongen die geen neusbloeding heeft. Moeilijker lijkt het me een vrouw te vinden die een tweeling heeft, die dan met een zijden draadje je rechterpink moet afbinden om de neusbloeding tot staan te brengen. De dood schijnt ook magische invloed te hebben gehad, in die zin dat men moedervlekken kon doen verdwijnen door ze langs een lijk te strijken; terwijl de spijker van een doodkist de pijnlijke kies doet uitvallen als hij daarmee wordt aangeraakt. Een breuk bij kleine kinderen genezen door die te bezetten, deed men door spijkers in een boom te laten slaan door iemand die daarvoor de macht bezat. Als men dan weet dat deze navelbreuken van kinderen in de meeste gevallen spontaan genezen, dan kan men zich voorstellen dat zo’n figuur een voor die tijd lucratieve praktijk gehad moet hebben. De breuk was namelijk genezen als de spijker onder de bast was gegroeid. Om koorts te genezen kende men nog een “probaat” middel: men hing de lijder een rok over het hoofd, wandelde om hem heen en zegde het volgende vers op:

Olde Merolde
Ik hebbe de kolde
Ik hebbe ze now
Ik geve ze ow
Ik binde ze hier neer
Ik krige ze neet weer

De overeenkomst met hik spik sprouw, ik geef de hik aan jou, is frappant. Amuletten waren er in vele vormen. Maar ook in de huidige tijd worden er voorwerpen gedragen, die volgens de verkopers een preventieve dan wel genezende werking zouden hebben. Denkt u eens aan bepaalde metalen armbanden tegen reumatiek en dergelijke kwalen. In het eerder vermelde programma “Rondom Tien.” bleek dat er niet weinigen zijn die door middel van spijkers of andere metalen voorwerpen onder het bed krampen in de benen meenden te kunnen tegengaan. Vroeger deed men dan wel een palingvel in de kousen.

Afb. 02: Reeds in de 15e eeuw werd gerstebrij als geneesmiddel toegediend

Dat wilde kastanjes in de zak meedragen reumatiek voorkomt, schijnt nog betrekkelijk weinig jaren geleden voor waar te hebben gegolden. Op de eerste vrijdag van wassende maan de nagels: knippen en ze in een pot te bewaren, scheen ook te helpen.
Vogelbeentjes in het veld gevonden en de schelvisogen zouden als amulet in kruisvorm werkzaam zijn. Hier dus een merkwaardige vermenging van voorchristelijk en religieus christelijk bijgeloof. Helemaal gekerstend vinden wij dit terug in het geloof van de geneeskracht van de zgn. relikwieën. In hoeverre is er verband met het voorgaande, als men leest dat tegen de last die een baby had van de tandje, men een mol ving?
De korte pootjes werden eraf gesneden en gekookt. Vervolgens hing men het gekookte restant om de hals van de kleine! Magische handelingen dus, waarvan ons de ratio geheel ontgaat.
Ze stammen veelal uit een ver verleden en werden na de opkomst van het christendom enigszins gewijzigd. Hun oorsprong ligt zonder twijfel in het geloof van onze voorouders dat geesten de oorzaak waren van kwaad en ziekte. Heel opmerkelijk is de vermelding van een middel tegen steenpuisten. Men neme schraapsel van mensenbotten en nuttige het in zijn voedsel.
Er wordt niet bij vermeld of degene van wie het bot was ook geleden moest hebben aan steenpuisten. Anders zou men nog aan de voorloper van een moderne therapie kunnen denken, nl. het inspuiten van stafylokokkenvaccin om immuniteit op te wekken tegen recidiverende steenpuisten.
De arts Paul van Dijk wijdt in zijn boek “Geneeswijzen in Nederland” een klein hoofdstuk aan volksgeneeskunst. De denkbeelden over ziekte en gezondheid, die de gezondheidszorg van vroeger en de volksgeneeskunst van nu bepalen, kunnen in grote lijnen in vier “ziekteconcepten” worden samengevat, stelt hij. Het zijn de sympathieleer, de signatuurleer, de humoraal­pathologie en het wormenconcept.
Onder sympathieleer verstaat Van Dijk het overdragen of het weggeven van een ziekte. In het voorgaande hebben we er al een aantal vermeld.
Moedervlekken onzichtbaar maken door ze langs een lijk te strijken, is dan een wat bizar gebruik geweest dat mogelijk onder het mom van de overledene nog even liefdevol aanraken werd bedreven. Iets overbrengen op dieren kwam ook vrij veel voor. Een hond in of aan het voeteneind van je bed laten slapen, zo reumatiek kunnen doen genezen.
Een duif op de zieke keel bij een kind leggen, schijnt ook gebruik te zijn geweest, al vraagt men zich wel af hoe dat beest in hemelsnaam daar bleef liggen! Verkopen van wratten scheen ook een therapeutische toepassing te zijn. De Brabantse pastoor die dit volgens Van Dijk nog in 1950 deed, werd er in ieder geval elke keer een dubbeltje beter van. Ook preventief kende men in onze streken middelen, zoals tegen kiespijn het gehoor van een varken in de zak stoppen. Ook de spijkers in de boom bij een breuk vallen onder deze categorie. Zo waren er nog meer gebruiken als het begraven van haren en het verbran­den van wat men als oorzaak of boosdoener zag.
De signatuurleer gaat er vanuit dat in de vorm, kleur, smaak en geur en ander kwaliteiten van mens, dier, plant en stenen krachten aanwezig zijn, die kunnen worden aangewend tegen ziekte.

Eén van de mooiere voorbeelden vinden we in onze literatuur, waar de Stinkende Gouwe, Cheledonium maj. L., die een donkergeel sap afscheidt, toegepast werd als geneesmiddel voor geelzucht. In deze reeks past ook het eerder vermelde middel voor menstruatiestoornissen, de Maagdenpalm. In dit kader zien we ook de tuinboonschil als middel tegen wratten, met name als hij gestolen is! Nog een paar: een tortelduif in huis en de kooi niet schoonmaken, doet dauwworm verdwijnen; een palingvel om de enkels tegen kramp; de paling is immers een zeer levendig dier!
De humoraalpathologie gaat er vanuit dat het lichaam is opgebouwd uit vier lichaamssappen: gele gal, zwarte gal, bloed en slijm. Zijn de sappen niet in evenwicht, dan is de betrokkene ziek. In de ons ter beschikking staande literatuur vinden we hiervan eigenlijk geen voorbeelden. Werd dit niet in Oost­ Nederland toegepast?
Het wormenconcept evenwel is wel vertegenwoordigd. In 1904 schreef Heuvel in Driemaandelijkse Bladen: “Dat de ziektedemonen zich vaak in de gedaante van wormen vertonen, wordt nog wel geloofd.
Voor kiespijn is de rook van “tandpienenzoad” (Bilzenkruid?) op gloeiende kolen in een test verbrand en opgevangen in een kom met kokend water, probatum. De lijder gaat met wijd geopende mond boven het dampende water zitten en wordt met een deken over het hoofd geheel toegedekt. Ikzelf heb eens die benauwende kuur ondergaan en …. het hielp. De wormpjes echter die naar het beweren der goede menschen, die mij geholpen hadden, op het water zouden drijven, kon ik niet zien”.

Afb. 03: Bilzenkruid

Bij de bespreking van de geneesmiddelen schrijft Van Dijk over de zgn. “Drekapotheek”, ontleend aan een boek dat in 1773 in Duitsland is verschenen onder de. titel “Heilsame Dreckapotheke”
Ontlasting en urine zijn oorspronkelijk demonen afwerende middelen. Ook dit treffen we in onze literatuur. Verse koeiendrek zou
de roos van zweren verdrijven. Urine is een goed middel tegen winterhanden. Paardenvijgen, maar ook kattenpoten werden bij bepaalde aandoeningen aanbevolen, o.a. bij haaruitval.
Tenslotte nog de “Geheimmiddelen”. Ook die treffen wij aan. Wat denkt u van een worteltje van een zekere plant, waarvan niemand de naam mag weten en waarvan huiduitslag en netelroos verdwijnen als de betrokken dit bij zich draagt. Wat niet weet, wat niet deert??!
Waar het trefwoordenregister van de Twente Academie al niet goed voor is; het roept ook vragen op. Zoals de vraag wat er nu nog onder de bevolking leeft als middel tegen kwalen, waar de officiële geneeskunde schouderophalend aan voorbij gaat.
Met name in Twente.

Afb. 04: Aan paardenvijgen werden bepaalde geneeskrachtige eigenschappen toegedicht…

Als we het “Twents in woord en gebruik” van Dijkhuis opslaan, dan vinden we bijv. onder Zommersprottels: “Veur zommersprottels waogen met kaarnemelk of paerdemelk” en waogen staat dan voor jeneverbes. Veur taandzeert snej luk hoeslook fien op een schötteltje en drukt dat oet en met ‘n watte dooj ‘t in ‘t oor.

Afb. 05: Hoeslook of huislook, werd gebruikt voor de bestrijding van tandpijn…

In de literatuur vinden we: “Kwekwekienen dreug iej en zet daor thee van veur de jich of gich” en wat zegt Dijkhuis? Kwekwekienen= kiemen van kweekgras, met de genoemde aanhaling!

Ik zou daarom dit overzicht willen beëindigen met de vraag aan de lezers: Wat kunt u melden als nog steeds bestaand geneesmiddel of geneeswijze die nog leeft onder de bevolking van Twente?

Borne, Dr .A. Fuldauer

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 1993-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)