Auteur: J. van Nuenen
Deze wat romantische titel meen ik te mogen geven aan de persoon wiens graf wij in 1987 in de Stroom Esch in Borne vonden. Wij hebben de indruk dat deze man op het achtererf van zijn huis is begraven, maar waarom?
De grafkuil is met zorg uitgegraven, langwerpig met afgeronde einden en op de plaats van het bovenlichaam iets verdiept t.o.v. de plaats van de benen. Het dwarsprofiel van de kuil was komvormig en was 2,70 m lang, 1 m breed en oost-west georiënteerd. Het graf was bij het blootleggen nog maar 25 cm diep maar moet oorspronkelijk ca 60 tot 65 cm diep zijn geweest. Wij weten niet wat er in de loop van de tijd met de bovengrond is gebeurd. Door bemesting, verploeging en egalisering kan veel zijn gewijzigd. Het graf had geen verticale zijkanten en geen vlakke bodem.
Het ontbreken van zichtbare resten van een kist en van een lijk (silhouet) zou theoretisch kunnen wijzen op een cenotaaf (d.i. een graf ten behoeve van, maar zonder dode). Maar de afmeting en ligging alsmede de plaats van de gevonden voorwerpen verdeeld over de lengte, breedte en diepte van het graf, wijzen naar een duidelijke inhumatie (= begrafenis). De grafgiften geven aan dit, kennelijk geïsoleerd gelegen, graf een uitzonderlijke betekenis.
De ligging van de voorwerpen in de grafkuil is aangegeven op bijgaande afbeelding. Deze ligging duidt op een begraving met het hoofd naar het westen. In het graf lagen de volgende voorwerpen: Een ijzeren vleugellans met damascering (= gesneden of gegraveerde vlechtstructuur) lengte 47 cm en gelegen in het noordwestelijk deel van het graf. Uit de rand van dit grafdeel is ook een kleine afwijkende meent (zie verderop in de tekst) afkomstig.
In het midden circa 20 cm boven de kuil lag: Een onversierd tweezijdig snijdend zwaard van 92 cm lengte. Het zwaard heeft een eenvoudig driehoekige gevestknop, een houten handgreep en twee overlangse gleuven op de kling. Het zwaard was gestoken in een schede van berkenhout en bekleed met leer waarop textielresten zijn gevonden (waarschijnlijk van de kleding waar het op heeft gelegen). Verder werd een roestklomp zonder structuur gevonden onder het zwaard.
Dit komt waarschijnlijk van een gesp of beurs. De klomp bevatte 16 zilveren dinariën van Karel de Grote en een driehoekig ijzeren voorwerp, waarschijnlijk een rest van een versteviging of bevestiging van een dolk- of zwaardschede.
In het zuidoostelijk deel van het graf zijn twee ijzeren ruitersporen met prikkel gevonden.
De heer A. Pol van het Koninklijk Penningenkabinet te Leiden heeft de dinarii gedetermineerd. Het kleinste exemplaar, ge slagen te Tours, is de enige penning van voor de munt hervorming en dateert uit 790 of 793. Deze munt is aan het hoofdeinde van het graf gevonden. Van de overige 16 munten zijn er 15 gedetermineerd. Een munt is later nog in de roestresten aangetroffen bij een poging daar nog nadere gegevens uit te halen. Deze munten, deels van voor en deels van na de munthervorming, zijn geslagen te Mainz (3 stuks), Dorestad (2 stuks), Melle (3 stuks) en Bourges, Dax, Toulouse, Pavia en Ravenna (allen 1 exemplaar).
Dankzij de munten is het graf te dateren op de jaren na 790 – 794. De uiterste datering is zelfs te stellen op het jaar 840. Door het volledig ontbreken van munten van Lodewijk de Vrome en de aanwezigheid van 1 munt van voor de munthervorming moet de datering op de periode tussen 800 en 820 worden gesteld. Zonder de munten in het graf zou als datering al snel een halve eeuw voor 800 zijn geschat. In Nederland is nog niet eerder een graf met zo’n serie Karolingische munten gevonden.
Het graf (het lijkt het enige in de omgeving te zijn) is dankzij zijn datering, zeker in formele zin, als een illegaal graf te beschouwen. Immers, op het concilie van Paderborn in 784, verbood Karel de Grote het begraven buiten een kerk of kerkhof. De hier in Borne begraven man kan heel goed een belangrijk persoon in de regio zijn geweest die zich in deze wat afgelegen streek langer aan de oude gebruiken wenste te houden en die daarom op zijn eigen erf begraven wilde worden. Vandaar de titel van dit artikel.
Het graf en de woonsparen horen ongetwijfeld bij elkaar, gezien de voorgaande beschrijving van de ligging van het graf en de omstandigheid dat het niet door een van de vele andere Karolingische sporen is verstoord.
Een deel van de inhoud van dit artikel is ontleend aan een artikel van A.D. Verlinde, provinciaal archeoloog van het R.O.B. en er zijn tevens gegevens van de A.W.N. Twente in verwerkt.
J. van Nuenen.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 1993-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)