Boorn & Boerschop 1992-02: VOLKSGENEESMIDDELEN IN OOST-NEDERLAND 1

Auteur: Dr A. Fuldauer

Afb. 01

In het trefwoordenregister* van de Twente Academie bevindt zich ook een pakje kaartjes onder het hoofd “Volksgenees­middelen”. Er zitten meer dan 200 kaartjes in. Deze verwijzen naar een 50-tal publicaties in tijdschriften en boeken van het begin van deze eeuw tot betrekkelijk recente bijdragen. Een ingang gevend op meerdere wijzen via verschillende trefwoorden. Voorwaar een bewijs van het werk en de tijd die de opsteller erin gestoken heeft.

Het bereiden van geneesmiddelen thuis behoorde bij het normale gezinsleven.

De ontwikkelingen op het gebied van de geneeskunde en de Pharmacia gaan in een dermate snel tempo, dat wij ons niet realiseren dat het nog geen honderd jaar geleden is dat de geneeskunde voornamelijk bestond uit het voorschrijven van geneesmiddelen, die werden samengesteld uit plantenextracten en uit simpele chemische middelen, waarvan bekend was dat ze enige invloed hadden op het genezingsproces of waarvan men aannam dat ze invloed hadden. De artsen hadden tot het eind van de vorige eeuw dan ook vrijwel alleen de bloedzuiger en het scalpel en de kennis van de werkzaamheid van plantenextracten als vermeend, dan wel werkelijk instrument om de mens van zijn kwalen te genezen. Gelukkig genazen, zoals trouwens ook nu nog, een ‘aantal aandoeningen na korte of langere tijd spontaan. Het is dan ook geen wonder dat de mensen zelf en in het bijzonder de plattelandsbevolking ging zoeken naar medicijnen en middelen om zich te genezen. Deze middelen werden van ouder op kind en van buur op buur overgebracht. Kwam men er zelf helemaal niet uit en was het nog niet te laat, dan werd de hulp van iemand die de geneeskunde, bestudeerd had of geacht werd door zijn ervaring of roep ter zake kundig te zijn, ingeroepen.

*Samengesteld door W. IJzereef uit de literatuur die beschikbaar is in de Twente Academie en de Overijssel-collectie van de O.B.D. (Overijsselse Bibliotheek Dienst).

Al uit 3000 jaar voor Christus zijn er teksten bekend over plantaardige geneesmiddelen. De “Ebers–papyrus” uit 1500 v. Chr. beschrijft ziekten en geneesmiddelen uit het oude Egypte. Dat de magie in de oudheid een grote rol speelt is begrijpelijk, maar nog heden ten dage zijn er mensen die geloven in magische handelingen ter bestrijding van ziekten. Niet lang geleden werd in het ’t.v.-programma. “Rondom ‘Tien” gesproken over allerlei methoden om bepaalde hinderlijke verschijnselen of kwaaltjes door middel van zgn. huismiddeltjes of in feite magische handelingen te genezen. Sommige mensen geloofden er rotsvast in, anderen vonden er geen baat bij.

Ook in Oost-Nederland zijn vele huismiddeltjes in gebruik geweest en zullen er stellig ook nu nog gebruikt worden. Het is mijn bedoeling in het kort iets te vertellen over deze huismiddelen, hun toepassing en de magische handelingen die er ook in beschreven zijn.

Afb. 02

Het eerste wat opvalt is dat de meeste kwalen waarvoor een volksgeneesmiddel bestond c.q. bestaat(!), de kwalen “van alledag” zijn. Kiespijn, koorts, wondjes en bloedingen, jicht en reuma, buikpijn en diarree, hoest, steenpuisten, oogontstekingen of branderige ogen, inwendige pijn, kou vatten, wratten, zijn de kwalen waarvoor meerdere geneesmiddelen in het volksgebruik te vinden zijn. Op zichzelf al veelzeggend dat er zovele zijn voor één bepaalde kwaal. In ieder geval kon men een tijdje bezig zijn zichzelf te helpen. Hielp het ene niet dan werd vermoedelijk een ander geprobeerd en betrof het een onschuldige aandoening, dan was die mogelijk intussen genezen. Dit betekende natuurlijk voor de betrokkene wel dat dit nu juist het geneesmiddel was voor de betrokken aandoening! Maar er zijn ook aandoeningen als klachten van de urinewegen, stuipen, fijt en een beroerte, “waarvoor men een middel had. Opvallend is ook dat er nogal eens sprake is van een panacee, een middel dat helpt voor vele kwalen. Het is niet onbegrijpelijk dat men ook voor minder ernstige, maar wel hinderlijke aandoeningen een geneesmiddel voorhanden meende te hebben. Zo treffen we onder meer jeuk, baardschurft, dauwworm, obstipatie en wormen aan. Een kwaal waar we vroeger veel van hoorden waren de wintervoeten. Ook daar bestonden middeltjes voor. Merkwaardig mag genoemd worden dat ook middelen tegen beenbreuk voorkomen. Aan bevordering van de menstruatie werd ook aandacht geschonken en wat vooruitlopend op hetgeen verderop besproken zal worden, blijkt dan dat hiervoor thee van Maagdenpalm werd gebruikt. Onder de hoofdjes waarmee de literatuur wordt aangegeven, treffen we niet alleen de aandoeningen, maar evenzeer de verschillende middelen of planten waaruit het “medicijn” wordt bereid. Wat denkt u van griffelschraapsel, dakpanschraapsel, zand en petroleum. Maar ook de vetten van verschillende diersoorten’ – waaronder de mens – waren in trek. Niet alleen kattenbloed maar ook kattenpoep schijnt genezende werking te hebben gehad of te zijn toegedacht door onze vindingrijke Twentse voorouders.

Het gebruik van braakwijn of herhaalde slokjes water was een erkend braakmiddel

Afb. 03

Maar laten we eerlijk zijn, als je als arts de kaartjes doorbladert kun je er niet omheen nu en dan te zeggen: “Tja, dat was toch zo gek nog niet”.
Tenslotte zijn het planten, die door bepaalde “chemische” stoffen de basis hebben gelegd voor de moderne geneeskunde. Niet voor niets is het gebruik van kruiden nog algemeen en vooral in de drogisterijen vindt men een keur van kruiden­ mengsels, die voor een veelheid van kwalen uitkomst zouden kunnen bieden. Ook de homeopathie bedient zich voor een deel van plantenextracten. Als we een handboek over de pharmacologie raadplegen, bijv. het “Textbook of Pharmacognosie” van de Engelsman T.E. Wallis, dan vinden we daarin wat er zoal aan bestanddelen in de plantenbladeren, wortels of zaden zitten, die een duidelijk aanwijsbare invloed hebben op het menselijk organisme. om er enkele te noemen: de alkaloïden, de fytosterolen, aetherische oliën, glycosiden, maar ook mineralen en organische zuren. Hoe complex de samenstelling vaak is, moge blijken uit hetgeen in de bekende Papaver somniferum zit. Hieruit wordt het bekende gif opium bereid. Dit opium bevat 25 verschillende alkaloïden. Voorts nog twee zuren, suiker, calcium en magnesiumzouten.

Tot de alkaloïden behoren onder meer morfine, codeïne en papaverine, stoffen die elk een toepassing vinden in de moderne geneeskunde. Terug naar de literatuur vinden we geregeld vermeld het Vingerhoedskruid. Het bevat een aantal glycosiden, waaronder het digitoxine dat een sterke invloed op de hartspier heeft. Het doet het hart regelmatig samentrekken, mits in een goede dosering toegepast. En dat was vroeger het grote probleem: een aftreksel van de bladeren of een poeder van fijngemaakte bladeren was uitermate moeilijk te doseren.

Afb. 04

Verschillende planten werden gebruikt om de stoelgang te bevorderen. In een aantal planten zitten alkaloïden die de samentrekking van de darmen bevorderen, maar ook onverteerbare vezels van de planten vormen een soort bulk, waardoor de ontlediging bevorderd wordt. In Heemkunde Weerselo van de laatste jaren beschrijft Schildkamp een aantal planten en geeft daarbij aan waarvoor deze in de volksgeneeskunde gebruikt werden. Zo noemt hij o.a. het Wilgenroosje, dat als bloedstelpend middel gebruikt werd. Hierin zit tannine dat adstringerend, samentrekkend , werkt en dit verklaart dan de zin van het gebruik. Ongetwijfeld is deze toepassing in een ver verleden toevallig ontdekt en van geslacht op geslacht overgebracht.

Afb. 05: Vingerhoedskruid

Het zou ook interessant zijn te weten wat er nu nog in gebruik is, in het bijzonder onder de plattelandsbevolking van Twente. Dat vereist echter een vrij intensieve enquête of uw medewerking. Hierop kom ik in de tweede aflevering van mijn verhaal terug.

Borne, dr. A. Fuldauer.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 1992-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)