Auteur: H.A.M. Woolderink
Op 9 juli 1830 trouwt de jonge boer van het erve Oonck in Zenderen Gerhardus Johannes oonck met Egberdina Bouhuis uit de gemeente Tubbergen.
Vooraf zijn echter de huwelijksvoorwaarden (Lit. 1) opgemaakt tussen Gerhardus Johannes Oonck, bouwman te Zenderen, meerderjarige zoon van Jannes Oonck en Janna Meulman (beiden overleden te Zenderen) in tegenwoordigheid van zijn stiefvader en stiefmoeder Jannes Wildijk en Fenne Vasterink, landbouwers op het erve Oonck te Zenderen, en Egberdina Bouhuis, landbouwster in de gemeente Tubbergen, meerderjarige dochter van Jannes Bouhuis en Gezina Westendorp, landbouwers in de gemeente Tubbergen.
1.
Bruid en bruidegom beloven samen te willen wonen op het erve Oonck te Zenderen, dat het gemeenschappelijk eigendom is van de bruidegom en zijn stiefouders, tot de tijd dat de verloofden en hun stiefouders zich niet langer zullen verdragen.
Als de stiefouders. of het jonge echtpaar dit belieft zullen de stiefouders met ingang van de daaropvolgende eerste mei verhuizen van het grote huis naar de katerstede of wonersplaats De Potkamp en dit bewonen en bemeieren zoals dat thans is verhuurd. Hiertoe behoren de kamp waar het huis in staat en een stuk bouwland op de Zender Es, De Lenge genaamd. Bij het vertrek van het grote huis naar het wonershuis mogen de stiefouders meenemen: een melkkoe en een sterke, een boven- en onderbed, een peuluw, twee kussens, vier lakens, een spinwiel, twee kisten, hun kleren, alsmede het gewas van twee spind land met aardappelen.
Als de stiefvader de langstlevende is, moet hij na de dood van zijn vrouw jaarlijks f 5,00 aan de verloofden geven.
Als de stiefouders eens geld nodig hebben verbinden zich de verloofden om aan hen f 100,00 te betalen in vier jaarlijkse termijnen van f 25,00.
2.
De stiefouders verklaren tot enige en universele erfgenamen van al hun na te laten goederen te benoemen, resp. de verloofden, de langstlevende van hen of hun wettige erfgenamen.
3.
De verloofden huwen in gemeenschap van roerende en onroerende goederen, en schenken elkaar bij overlijden het genot en de eigendom van de eerststervende. Als de langstlevende van de verloofden eventueel zonder kinderen mocht overlijden dan benoemen zij hun stiefouders tot universele erfgenamen, ofwel de langstlevende van hen.
De inhoud van deze huwelijksvoorwaarden vormt een interessant beeld van het rechtsgevoel van de toenmalige bewoners van het erve Oonk te Zenderen, thans nog steeds bestaand en nu bewoond door de heer G.J. Oonk aan de Oonksweg 32.
De voorgeschiedenis van dit huwelijk ziet er als volgt uit: Gerhardus Johannes Oonck is op dat moment de enige nog levende zoon van het echtpaar Jannes Oonck (geboren 1753) en Janna Meulman. Dit echtpaar trouwt in het jaar 1786 op het erve Oonck en krijgt vervolgens vijf kinderen:
o Joanna Maria, geboren 1787, ongehuwd overleden vóór 1806.
o Jannes, geboren 1791, ongehuwd overleden 1810.
o Hermanus, geboren 1794, ongehuwd overleden 1824
o Gerhardus Johannes, geboren 1796, gehuwd 1830
o Johannes Hendrikus, geboren 1798, ongehuwd overleden 1824
Als Janna Meulman bij of vlak na de geboorte van Johannes Hendrikus overlijdt, blijft Jannes Oonck met zijn kleine kinderen achter. Hij hertrouwt in 1799 met Fenne Vasterink (geboren± 1764 te Gammelke, gemeente Weerselo).
Enige jaren later (in ieder geval vóór 1806) overlijdt ook Jannes Oonk en blijft de stiefmoeder met vier minderjarige kinderen achter. Het werk op de grote boerderij kan ze niet alleen aan en in 1807 hertrouwt Fenne Vasterink met Jannes Wildijk, zodat er weer een boer op de boerderij is
In 1830 verklaren Gerhardus Johannes Oonck, Fenne Vasterink en Jannes Wildijk dat ze gezamenlijk eigenaar zijn van het erve Oonck. Hoe groot ieders aandeel is wordt niet vermeld en dat is ook wel begrijpelijk, omdat de eigendomsverhouding formeel en informeel verschilt. Als we de zaak op een rij zetten komt het volgende aan het licht:
Het erve Oonk te Zenderen is voor de Franse tijd een hofhorige boerderij, behorende onder de Hof te Borne. Het (blote) eigendom is van de Domeinen (provincie Overijssel) en de bewoners zijn in het bezit van het hofhorig erf- en bouwrecht. Zo hebben ook Jannes Oonck en Janna Meulman na hun huwelijk in 1786 erfwinning gedaan van het erve Oonck, hetgeen inhoudt dat ze door betaling van een aanzienlijk bedrag tot de dood van de langstlevende het erve Oonck mogen bebouwen voor een geringe jaarlijkse pacht. Na hun dood heeft hun oudste zoon het recht om erfopvolger te worden van het erve Oonck en opnieuw erfwinning te doen. Een en ander wordt geregeld in artikel 15 van de Hofrechten (Lit. 2).
De rechten van de oude generatie, als deze afstand doet van het bouwrecht van het erve aan de jonge generatie, worden geregeld in artikel 19 van de Hofrechten:
Item als enyge hofhoryge luede up des heren gudt wonnende dat selve guedt wyllen overgeven oren kyn deren ofte anders soe mogen se dar af holden den negendendeell ofte lyftucht als oldes gewest ys, des behoren sye weder tlaten by den erv ofte gude van allen oren bewechlyken guden eyn schuldych tkopen. Ende se synt ok schuldych dat erve to beseyen myt oren sade ende yngevalle se dat nyet doen konden soe solse dat seyelsaet dar toe doen bynnen dre yaren ende solt van den lande nyet hebben, eer dat se dat seyelsaet dar toe gedaen hebben.
Ook wat er moet gebeuren als er een tweede of derde huwelijk plaatsvindt, wordt geregeld in het Hofrecht, en wel in artikel 18 :
Item wert saycke dat enen hofhorych mensche gehylyckte up eyn hofhorych guedt ende dan storve dye erflynck, dat ys tverstane, de gene de van den beyden dar up gebaren weer, ende de opgevorde man ofte wyf alsoe dorch hylyck up den gude gecomen, wedder andermael wolde hylyken, soe sal degenede dar anhylyket mogen geneten ende hebben tot synen leven den halve negendendeell over de gude. Ende wert saicke dat he derde mael hylyckte up den gude soe sal de latste des gudes nyet geneten inden met den kynderen dar van nyet verdragen woert.
Het negende deel of de lyftucht is een begrip dat voor de Franse tijd in geheel Overijssel een algemeen recht is. Naast de bepaling in de hofrechten komt het ook. voor in het Land recht van Overijssel, dat voor de niet hofhorige boeren gold. Als de oude generatie op een boerderij het wat rustiger aan wil doen en de boerderij wil overdoen aan de jonge generatie, dan heeft de oude boer recht op de opbrengst van 1/9 deel van de boerderij als oudedagsvoorziening. Op de grotere boerderijen is er meestal ook een apart lyftuchthuis, waardoor de oude en de jonge generatie apart kunnen wonen.
Wordt vervolgd,
H.A.M. Woolderink
Zie aflevering 2 voor literatuurverwijzingen.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 1992-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)