Boorn 7 Boerschop 1992-02: BORNE IN DE ROMEINSE TIJD

Auteur: J. van Nuenen

Afb. 01

De Romeinse tijd is de algemene aanduiding waarmee de tijd wordt aangegeven waarin beneden en langs de grote rivieren de Romeinen hun nederzettingen hadden. Het betreft de periode van ± 100 jaar voor Christus tot zo’n 400 jaar na Christus. Ook langs de IJssel en de Eems hebben de Romeinen nederzettingen gehad en misschien ook wel langs de Overijsselse Vecht. Maar naar het zich tot nu toe laat aanzien zijn de Romeinen niet in Twente geweest.

Dat wil niet zeggen dat hun aanwezigheid op ± 50 km hier vandaan geen invloed zou hebben gehad op de cultuur van onze streek. Als wij vondsten en sporen van deze cultuurperiode waarnemen, spreken wij van de Romeinse tijd.

In december 1988, bij het bouwrijp maken van de Zuid Esch te Borne, stuitte wij op dergelijke cultuursporen. Door de mede­ werking van de Gemeente Borne, was de Afdeling Twente van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (A.W.N.) samen met het Oudheidkundig Bodem Onderzoek (R.O.B.) in staat, onderzoek in de Zuid Esch te doen in een put van 20 bij 20 meter en in een van 17 bij 5 meter. Onder het Eschdek, van 75 – 100 cm dikte, 25 meter westelijk van de oude loop van de Bornse beek op een hoge zandrug, vonden wij een wirwar van grondsporen die alle zijn onderzocht.

Het terrein is tenminste aan drie zijden omheind geweest. Wij vonden o.a. standgreppels met paalresten. Buiten de omheining waren veel minder sporen te vinden. Dankzij hun kennis en ervaring kon door de tekenaars van het R.O.B. en de Provinciaal Archeoloog de heer A.D. Verlinde, een serie bouwsels worden gereconstrueerd waaronder twee boerderijen.

De boerderijen moeten er na elkaar hebben gestaan. De sporen liggen n.l. te dicht bij elkaar om gelijktijdige aanwezigheid van beide boerderijen te mogen veronderstellen. De meest zuidelijke boerderij was 21 meter lang en 6,5 meter breed. Er zijn slechts enkele (mogelijke) binnenpaalresten aan te geven en we moeten daarom spreken van een eenschepig huis. Daar de grondsporen van deze boerderij doorsneden werden door een omheining en enkele greppels, kunnen wij aannemen dat dit de oudste van de twee boerderijen moet zijn geweest.

Afb. 02: Het opgegraven deel van de inheems-Romeinse nederzetting in de Zuid Esch, met gereconstrueerde structuren. Schaal 1 : 300.

De noordelijker gelegen boerderij was drieschepig, 21 meter lang en 5 meter breed. De wandpaalresten liggen onregelmatig op ± 2 meter uit elkaar en de binnenpalen stonden hier ongeveer tegenover. De hoeken waren. afgerond. Langs de noordwand hebben buiten nog palen gestaan waarmee de boerderij voor een deel nog een meter breder werd. Uit de grondsporen zijn nog vijf even grote plattegronden van schuurtjes van 3 bij 2 meter te reconstrueren.

Meer aan de rand van de opgraving vonden we nog twee zespalige en twee vierpalige bouwresten. Aan de zuidzijde vonden we een structuur van zes palen die mogelijk gediend heeft voor het doorheen drijven van vee. Eveneens aan de zuidzijde zijn ook nog twee tweepalige en een driepalige structuur gevonden die, omdat de sporen gelijkvormig waren, bij elkaar lijken te horen. Zij kunnen als weefraam of als kloppaal zijn gebruikt. Tussen de overige paalsporen is geen onderling verband aan te geven. Opvallend is het ontbreken van waterputten en hutkom­men. Dit laatste zijn sporen van huisjes met verlaagde vloer die als werkplaats dienst deden.

Afb. 03: De twee gereconstrueerde boerderijen. Schaal 1 : 200.

Ten noordoosten van de opgraving is, tegen de voormalige Bornse beek die hier een bocht maakte, wel een kuil gevonden. Dit was mogelijk een drenkplaats voor vee. Daar vlakbij heeft nog een vierpalige spieker gestaan met een kuil.

De nederzetting loopt vermoedelijk aan de west- en zuidzijde door tot onder de tuinen van de huizen aan de Grotestraat. Aan de oostzijde vormt de voormalige beek de begrenzing evenals, op iets grotere afstand, aan de noordzijde.

De vondsten uit de nederzetting zijn bijna uitsluitend tweede en derde-eeuws inheems aardewerk. De vondst van slechts twee vermoedelijk Romeinse scherfjes (terra nigra-achtig) is wel zeer schamel en vermoedelijk van inheemse oorsprong. Uit de overige scherven is een terrinevormige pot te reconstrueren met vingertopindrukken tegen de buitenrand. De inhoud moet ongeveer 7 liter zijn geweest. Uit de drenkput is ook een gepolijst zwart situlavormig (emmervormig) bekertje van 9 cm hoog afkomstig. Opvallend is de verschraling met beengruis.

Circa 1 % van de scherven uit deze nederzetting heeft deze verschraling. Ook uit andere opgravingen uit deze tijd is de verschraling bekend. Het gevonden spinsteentje heeft dit eveneens. Verschillende randscherven hebben vingertopindrukken als versiering. Ook kamstreekversiering komt voor.

Afb. 04:Terrine en situla met beengruisverschraling uit de nederzetting op de Zuid Esch. Schaal 1 : 4

Verder zijn er ijzerslakken gevonden; afval van ijzerwinning uit oer. Brokken basaltlava dat als maalsteen werd gebruikt en een driekantige loopsteen die bij het malen werd toegepast. In de nederzetting lagen verder veel steenbrokken, vermoedelijk resten van kook- en roosterstenen.

Deze nederzetting uit de Romeinse tijd is de tiende die in Twente is gevonden en is met die van Denekamp de tweede waarvan de grondsporen konden worden onderzocht.

De tekeningen bij dit artikel zijn afkomstig van het R.O.B.

Jan van Nuenen,
Lid A.W.N. afd. Twente.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 1992-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)