Auteur: F.J. van Capelleveen
Er zijn in het verleden diverse suggesties gedaan over de plaats waar de borg te Borne gelegen moet hebben. Recentelijk is daar een nieuw idee over bekend geworden. Op de bijeenkomst van de Heemkundevereniging Bussemakerhuis op 16 april 1996 poneerde voorzitter H.A.M. Woolderink de stelling, dat de toren van de oude N.H. Kerk in Borne de oorspronkelijke borg te Borne kan zijn geweest. Hij citeerde daarbij een zin uit de literatuur: ….den borgh binnen het dorp Borne, dienende tot in- ende uitganck der kerkcken…( Lit.: Overijsselse Staten archief, inv. nr. 4078). Dit zou naar zijn zeggen kunnen betekenen dat hiermee de toren van de oude kerk bedoeld kan zijn. Hij neemt hier de uitdrukking “in- ende uitganck” echter wel zeer letterlijk. De toren van de kerk waar de toegang tot de kerk in zit.
Hoewel de borg te Borne waarschijnlijk wel in deze omgeving gezocht moet worden, lijkt bovengenoemde stelling onhoudbaar en wel om redenen die verder in dit artikel nader toegelicht zullen worden:
- De afmeting van het grondvlak van de toren voldoet niet aan die welke bij de meeste oude Twentse havezathen wordt gevonden.
- De hoogte van de toren en de segmenten waarin deze is verdeeld wijzen niet op een indeling zoals we die gemeenlijk bij woontorens aantreffen.
- De binnenafmetingen van de toren zijn zodanig dat er te weinig ruimte voor bewoning verondersteld moet worden.
- Aanwijzingen ontbreken dat de toren veel ouder zou zijn dan het er tegenaan gebouwde schip van de kerk. Schip en toren lijken uit dezelfde periode te stammen!
- De ligging van de toren is zodanig dat geen gracht rondom de toren verwacht moet worden, zoals we die meestal wel bij een woontoren aantreffen.
Ad. 1
De oude havezaten in Twente hadden meestal afmetingen die veelvouden zijn van een maat die thans ongeveer 3,5 m groot is (zie het artikel daarover elders in dit nummer). De toren van de kerk is vrijwel 8,5 x 8,5 m en voldoet daarmee niet aan deze maatstaf. Als we deze maat er toch op uitproberen komen we op 8,5 3,5 = ± 2.5! Het moet onwaarschijnlijk worden geacht dat men met een halve eenheid van 3,5 m gewerkt zal hebben. Het niet voldoen aan bovengenoemde maten kan echter het gevolg zijn van het feit dat een borg mogelijk volgens de maten van boerderijen werd gebouwd en niet volgens die vande havezaten.
Ad. 2
De hoogte van de toren is zodanig dat deze afmeting (bij dit grondoppervlak) niet te verwachten is bij een verdedigingstoren. Zo’n toren had meestal twee of drie bewoonbare lagen, waarvan de onderste geen ingang of raam had, zodat men van buiten via een ladder direct op de verdieping kwam. De toren diende bij gevaar als een laatste toevluchtsoord, een ultimum refugium. Hij was vaak niet bestemd voor permanente bewoning. Wel was er vrijwel altijd een stookgelegenheid op die eerste en vaak ook op de tweede verdieping. De begane grond in de toren was slechts bereikbaar vanuit de eerste verdieping. De ruimte diende meestal als voorraadkamer of gevangenis. De hoogte van de verdiepingen was aangepast aan de bewoonbaarheid van de vertrekken en de financiële draagkracht van de
bouwheer. Men mag in het algemeen uitgaan van zo’n 4.tn (inclusief de vloerdikte) of minder. Dat zou betekenen. dat de gehele toren (bij twee verdiepingen) zo’n 12 m hoog geweest kan zijn, of 16 m bij drie verdiepingen. De kerktoren is echter ongeveer 23 m hoog en er zijn geen sporen die verhoging in de loop der jaren aannemelijk maken.
Ad. 3
De muurdikte van de toren is circa 2 m. Dat wil zeggen dat er zo’n 4 nl binnenruimte beschikbaar’ zou zijn voor bewoning. Hierbij moet men bedenken dat daarvan nog ruimte afgaat die nodig is voor de stookplaats en voor de toegang in de vloer naar de ondergelegen begane grond ruimte en eventueel naar de tweede verdieping. Een directe toegang vanaf de begane grond kwam uit veiligheidsoverwegingen nooit voor. Het geheel was bruikbaar voor tijdelijke bewoning, maar het hield niet over!
Ad. 4
Als de toren als woontoren zou zijn gebouwd, moet men ervan uitgaan dat het tegenwoordige schip van de kerk van jongere datum zou moeten zijn dan de toren. Beiden zijn echter van rond 1430. Hiermee wordt het argument “woontoren” dus sterk ondergraven! Een optie dat het kerkgebouw, samen met de toren, deel zou hebben uitgemaakt van een kasteel, moet van de hand worden gewezen. De toren zou met de aanbouw volkomen onverdedigbaar zijn geweest!
Ad. 5
Als men vroeger een woontoren bouwde, gebeurde dit altijd zodanig dat deze omgracht kon worden. Afgezien van bekende kastelen die latere uitbreidingen kregen welke even goed verdedigbaar waren als de toren, was een gracht om de toren ter verdediging een noodzaak. Ook hiervoor is in Borne geen enkele aanwijzing te vinden. Dat er rondom de toren een gracht gelegen zou hebben is zeer onwaarschijnlijk, zeker niet een die verbonden kan zijn geweest met een bij zo’n kleine behuizing behorende voorburcht waar men in rustige tijden met meer gerief kon wonen. Het terrein “De Horst” dat in de archiefstukken als “De Borg” wordt aangeduid, ligt te ver van de kerktoren om als voorborg bij de toren (als hoofdborg) te passen.
Samenvattend moeten we concluderen dat, op basis van het bovenstaande, gesteld moet worden dat de borg te Borne bijna zeker NIET identiek is met de toren van de oude N.H. Kerk.
F.J. van Capelleveen.
Literatuur
- Overijsselse Statenarchief, inv. nr. 4078.
- Dr E.H. ter Kuile.
Monumenten van Geschiedenis en kunst in Twente.
‘s-Gravenhage 1934, pag.16-21. - K.E. Jansen.
Opgravingen in de oude Hervormde Kerk in Borne (Ov.).
In: Westerheem, XXIII – 2 – 1974, pag. 166 – 174.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 1996-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)